“Zullen we eens een tijdje ruilen?”
De maan keek verlangend naar de aarde. Ze was toe aan wat anders. De mensen leken haar te zijn vergeten. Ze keken wel naar haar, maar alleen als ze op haar volst was en straalde. Dan riepen de mensen: “Oh! En Ah!”, en dan gingen ze weer door met waar ze mee bezig waren. Zonder stil te staan.
De aarde glimlachte en dacht na. “Een tijdje ruilen? Hmm, dat zou ik best willen. Ik ben zó hard aan het werk, zo aan het overleven… de mensen denken dat ze alles met me kunnen doen. Ik houd het zo niet langer vol. Ik wil best een tijdje in jouw plaats. Dan kan ik even op adem komen.”
De maan grinnikte van blijdschap. Ze wist hoeveel kracht ze bezat. Hoeveel veranderingen ze teweeg kon brengen. Zíj wist het wel. Daarom draaide en bewoog ze. Een rondje rond de aarde, en een rondje rond de zon. Al zo’n 4527 miljard jaar lang. Er kriebelde iets in haar. Ze had een plannetje…
En zo gebeurde het. De maan werd even de aarde, de aarde werd de maan. Eerst dachten de mensen: prima, als jullie dat zo willen. Maar na een dag of wat, merkten ze toch ineens wel verschillen.
“Het lijkt wel of er steeds minder ruimte voor ons is,” zeiden de mensen.
“Die maan die doet maar met ons wat ze wil!” werd er gemopperd.
“Dat kan zomaar niet,” verzuchtte een ander. Maar de maan voelde dat het goed was. Alles ging zoals het hoorde. Met de dag werd ze kleiner en kleiner.
“Wat als er straks geen maan meer over is?”, riepen de mensen. “Waar moeten wij dan naartoe?”
“Wat als dat sikkeltje morgen weg zou zijn?”
Want nu ze op de maan woonden, merkten ze ineens wat er gebeurde. Dat de maan meer kracht had, dan ze dachten. De maan werd kleiner en donkerder. Het was asgrauw om hen heen en er was steeds minder ruimte. De mensen werden bang. Er was nog maar een dun maantje over. Wat als dat sikkeltje morgen… weg zou zijn?
In paniek klommen de mensen in en op elkaar. Alle vliegtuigen en straaljagers van de hele wereld werden ingezet om mensen te redden. Het luchtruim werd voller en voller. Maar er waren lang niet genoeg vliegtuigen voor iedereen. En dat was maar goed ook. Sommige mensen deden namelijk iets anders. Die hadden diep van binnen iets voelen kriebelen…
“In het donker van de nieuwe maan, bleven de mensen fantaseren”
En met dat éne kleine streepje licht van de maan wat nog over was, dachten deze mensen aan die kriebel van binnen. Aan wat ze het aller-allerliefste zouden doen of wensten, als alles mogelijk was. Ze dachten aan dingen die ze fijn vonden, en waar ze álles voor over zouden hebben.
In het donker van de nieuwe maan, bleven ze hopen en fantaseren. Een hondje. Een kindje. Een extra vrije dag, een mooie bos rozen op hun verjaardag. Ze fantaseerden en droomden tot ze het écht konden voelen van binnen en zelfs voor zich zagen, alsof het er echt was! Een tuintje, en een stoel in de zon. Maar… hoe kon dat nu? Werd het nou warmer en ruimer, of verbeelden ze zich dat?
En dát was het teken voor de maan. Dit had ze gehoopt. Ze groeide van trots, werd weer een sikkeltje. De mensen op de maan waren blij. Ze waren niet van de maan afgegleden! Ze leefden nog! En hoe!
De mensen wisten weer wat hun diepste wensen en verlangens waren. En ze merkten dat de maan hen hielp om deze wensen uit te laten komen! Met de maan die groeide, groeide ook de hoop. Groeide vertrouwen, groeiden plannen en mogelijkheden. Die leken ineens veel dichterbij dan ze ooit dachten…
De wensen kregen de ruimte, en zo ook de mensen. Er kwam weer meer licht en ruimte op de maan. Alle straaljagers en vliegtuigen landden weer. De mensen zetten hun stoel in de zon en dachten na over wat er was gebeurd. Toen de maan bijna vol was, keerden ze zich tot haar.
“De wensen kregen de ruimte, en zo ook de mensen”
“Het spijt ons maan, dat we niet naar je omkeken.”
“We waren vergeten hoeveel kracht je hebt…”
“Dankjewel dat je ons hebt herinnerd aan onze diepste wensen.”
“We houden van je maan. We houden van je, zoals je bent.”
De mensen vierden feest. Ze staken vuurtjes aan en dansten eromheen. De maan gloeide van geluk en liefde.
“En ik heb nog niet eens alles wat ik in huis heb laten zien,” zei ze tegen de aarde, die alles van alle kanten had bekeken. “En de mensen weten nog niet eens dat ook zij die kracht hebben…”
“Misschien gebeurt dat nog wel, en zullen ze ons vanaf nu weer met andere ogen bekijken,” zei de aarde hoopvol. “Er was een tijd, dat we sámen werkten. Wij met elkaar én met de mensen.” De zon glinsterde en knikte bevestigend.
“Als mensen dat doen, kunnen ze meer dan ze denken.” De aarde zuchtte diep en keek naar de maan.
“Ruilen we weer van plaats? Dan zullen we zien hoe het gaat…” En dat gebeurde. Alles draaide en bewoog weer zoals het hoorde.
Met een schuin ook keek de aarde naar de zon.
“Maar wat als de mensen het nog niet snappen? Moet ik dan misschien eens een dagje ruilen met… jou?”
De zon en maan schrokken zich een hoedje bij dat idee. De aarde zelf ook.
Ze zeiden maar niks. En dachten aan leukere dingen. En daarom bleef de zon schijnen. De maan haar kracht sturen. En bleef de aarde draaien.
Nog steeds.